Soms ben je op plekken zonder beschutting. Dan dringt de gedachte aan schaduw of windscherm zich op. Iets waar je je achter kunt verstoppen.
Het is een van de eerste serieus zonnige dagen in april en ik heb pech met de auto. Toevallig sta ik op de nieuw aangelegde parkeerplaats van de Wellkoop buiten de stad. De zon brandt en ik moet wachten. Zonder beschutting, daar is niets aan te doen. Echt heet!
Zeker in de beginjaren van het lesgeven kon ik me ook zo voelen in de klas. Overgeleverd aan de elementen. Maar ook nu soms, zeker in havo 5. Wanneer die jongens de klas binnenkomen gaat eerst het raam open: “hey die-of-die, wat loop je daar?” Lachen en dollen. Mijn rol komt neer op het verstoren van die lolligheid die ze met elkaar hebben. Sinds ik me dat realiseer lukt dat wel wat beter. Want hoewel ze wel naar de les komen, zitten ze natuurlijk niet te wachten op een les. Echt niet.
Geen schaduw, wat kan ik eraan doen? In de klas heb ik geleerd in te grijpen, beter nog de lolbroeken eerst rustig binnen te laten komen – dus ook wel voorkomen is beter. Hier op de parkeerplaats is er weinig wat ik kan doen – of nou ja: achterklep open, bankje eruit en in de schaduw van de auto gaan zitten. En misschien komen er dan zo wel wat lolbroeken langs om mij te helpen: “Hey, starten maar.”