Elke school een nieuw gebouw, één keer in de zeg 20 jaar. Ik gun het ze. Dat betekent feitelijk dat je je visie op onderwijs tegen het licht moet houden. Toen ik op het Revius kwam werken kon ik daar de vruchten van plukken. Heerlijk. Allerlei bewegingen, leerpleinen, kind-ouder-mentorgesprekken, schillen. Ik voelde me als een kind in de snoepwinkel. En natuurlijk zijn er collega’s die wel willen, en nog moeten wennen. Of collega’s die wel willen, maar liever college geven.
Op de diploma-uitreiking kreeg ik een vet compliment van twee examenleerlingen (tuurlijk, iedereen blij en van de nu ex-leerlingen niets dan goeds): mijnheer, omdat ik zelf kon kiezen of ik in de les was, heb ik een hoger resultaat kunnen bereiken (oh wacht, is dat wel positief?) en dankzij uw toestemming voor zelfstandig werken heb ik het overleefd (heftig, maar serieus positief). En daar raken zij voor mij de kern van de veranderingen, niet de visie op het onderwijs is aan verandering toe, maar de visie op de leerling en onze omgang daarmee.
Nu ben ik in aanleg een jonge hond en als laatkomer relatief nieuw in het onderwijs. Er is zoveel wat ik niet begrijp of misschien weiger te begrijpen. Wellicht dat ik daarom vaak stilsta, uitlok en probeer. Ik ben ongeduldig – heel erg. Wanneer de weg versperd is, zoek ik een detour. En ik hou de deur graag open. Vanuit de klas bezien staat dat voor mij symbool voor een directe verbinding tussen onderwijs en organisatie. Het is mijn overtuiging dat daar veel meer in mogelijk is.
En nu?
Om een Chinees verhaal te parafraseren: als de vraag is, zijn er leuke mensen op die nieuwe school? Het antwoord is dat er op mijn oude school heel veel leuke mensen waren. Dus dan gaat dat zeker op mijn nieuwe school zo zijn. Zijn er veranderingen gaande op mijn nieuwe school? Jazeker ik zoek ze in positieve richting op. En zijn mijn nieuwe collega’s toe aan verandering? Ongetwijfeld – 20 jaar, zo lang kan ik toch niet wachten?