Lekker een tijdje naar Parijs – niet zomaar een grote stad, maar Parijs.
Al in een ver verleden las ik van George Orwell over zijn wel en wee in Down and Out in Paris and London. Wat me daarvan vooral is bijgebleven is de beschrijving van de verschrikkingen in de keuken waar hij wat bijverdiende en dan met name het weer opnieuw in de pan leggen van de op de grond gevallen biefstuk. Met onze kinderen hadden we de 5-secondenregel. Snel oprapen, dan kun je het vast nog wel eten, dus misschien kon dat daar ook wel – wie weet. Dat boek plantte bij mij de wens dat ik graag een jaar in London en vervolgens een jaar in Parijs wilde verkeren.
Dat was toen ik lekker studeerde en nog alle kanten op kon. Lang verhaal en een reis richting Tibet kort: dat kwam er dus niet van. Op de een of andere manier spreekt London me niet meer zo aan, Parijs des te meer.
Maar waar ligt Parijs eigenlijk in mij? Ik kijk naar studio’s en appartementen terwijl ik niet goed weet wat ik daarvan verwacht. En op de vraag wat ik daar ga doen heb ik ook geen antwoord. Nou ja – het eigenlijke antwoord is niks. Het lijkt me heerlijk om daar te zijn. Mensen ontmoeten, langs de straat zitten, onderdeel uitmaken van het leven aldaar.
Praatjes maken, zouden mijn kinderen zeggen, daar is ie goed in.
Ik heb heerlijke herinneringen aan Parijs die meer in het emotionele geheugen zijn opgeslagen dan in het filmische geheugen. Samen of alleen. De eerste hotelkamer, verschrikkelijk bed, matras dan maar op de grond, bedwantsen en kakkerlakken. Liftend, het overstappen met de trein, slapend in een parkeergarage. Potje thee, flesje wijn, kaasplankje.
Kortom daar, in al die dingen ligt, zit en staat Parijs.
Met andere woorden op de vraag waar verheug je je op, dan is het dat: er simpel zijn.